ZOEKEN

zondag 24 oktober 2010

Tragiek versus mystiek

Land van beloften, vrouwen onder de islam
August Thiry

In ‘Land van beloften, vrouwen onder de islam’ kruipt August Thiry in de huid van de 'Lonesome traveler'. Zijn reis start in Batoemi aan de Georgische kust, loopt met een omweg via Iran verder langs Midjat in Zuidoost-Turkije en brengt hem uiteindelijk naar de Pakistaanse hoogten van het mystieke Hunza. Gebieden die op het eerste gezicht niets met elkaar gemeen hebben, maar schijn bedriegt. In drie verhalen vertelt Thiry de tragische lotgevallen van mensen die, geconfronteerd met culturele en maatschappelijke veranderingen, een onzekere toekomst tegemoet treden.



In ‘De Kleurenmenger van Batoemi’ hoopt Thiry het nostalgische Batoemi van Paustovski terug te vinden. De Russische schrijver leefde aan het begin van de vorige eeuw in deze kustplaats. Wat hij te zien krijgt is echter minder fraai. Van de vergane glorie onder het communistische regime blijft maar weinig over. Samen met de weduwe Warda zwerft hij door de straten van het troosteloze Batoemi en leert haar verhaal kennen. Het wedervaren van een gepensioneerde vrouw die dapper haar mannetje probeert te staan in het door corruptie geplaagde Batoemi waar niets meer is wat het ooit was.

‘Shlemans wrok’ brengt Thiry bij de Assyrische beweging Beth Nahrin die strijden voor een eigen identiteit in het Midden-Oosten. Hoe de uitgeweken zakenman Shleman alles opgeeft in Zwitserland na die ene dramatische gebeurtenis in zijn leven. Vanaf die dag zet hij zich dagelijks in voor een autonome Assyrische staat vanuit de Iraanse hoofdstad Teheran. Dit samen met de jonge Ilona. Zij kan als vrijgevochten vrouw van Asyrische afkomst maar moeilijk aarden in het fundamentalistische Iran. Het geluk van haar moeder die een zangcarrière over de landsgrenzen uitbouwde, heeft ze niet gehad. Stilaan ontvouwt Thiry het geheim van Shleman.

In ‘Het been van de draak’ probeert Thiry het Hunza van de Vlaamse Marjan te ontdekken. Zij begon in de bergvlakten van Noord-Pakistan een nieuw leven met haar man Hakim. De droom sloeg al snel om in een nachtmerrie nadat hun eerstgeborene een meisje bleek te zijn. Gedesillusioneerd door aloude islamtradities vluchtte ze terug naar België. Thiry doet haar heenreis nog één keer over.

August Thiry neemt je mee op een reis vol lyrische plaatsbeschrijvingen, mijmering en zelfbeschouwing. Met de nodige vooraf opgedane kennis trekt hij steeds weer de hort op. Deze weetjes laat hij doorheen het boek meermaals in watervallen op je los. Dat kan in het begin een beetje storend overkomen, maar geleidelijk wen je daar aan. Bovenal probeert Thiry zijn eigen waarheid te destilleren uit de vele indrukken die hij te verwerken krijgt. Hij is zoals hij het zelf verwoordt “de anonieme passant die alle tijd van de wereld heeft om het onbekende binnenland van de vertellers te exploreren.” Je gaat op reis met de eigenzinnige, koppige gedachtegang van de kritische onderzoeksjournalist. Alles wordt vanuit diens oogpunt beleefd.

‘Land van beloften, vrouwen onder de islam’ is reisliteratuur voor lezers die houden van de melancholische, lyrische schrijfstijl die August Thiry zichzelf eigen heeft gemaakt. Diegenen die houden van avontuurlijk reizen en graag de vooraf uitgestippelde routes verlaten. Een voorliefde voor de islamitische cultuur en het oosten is daarbij een voordeel maar zeker geen must. Een gezonde dosis interesse voor menselijke verhalen en een reeks historische feiten op de achtergrond des te meer.
Het perfecte boek om in gedachten op reis te gaan of voor de globetrotter die na het lezen zelf op pad gaat. Zo wordt de traditie van de 'Lonesome traveler' voortgezet en in ere gehouden.



vrijdag 22 oktober 2010

Yoga is niet schools

‘Yoga is er voor de mens en niet omgekeerd. Lesgeven is een dienstbetoon, een offer aan de bron van ons bestaan die zich onder andere via de leerling manifesteert.’ Aan het woord is Herman Seymus, voorzitter van de Yogafederatie van de Nederlandstaligen in België. Als yogaleraar is hij verbonden aan de vereniging Yoga Niketan Belgium te Mechelen.





Op veertienjarige leeftijd kwam Herman Seymus met yoga in contact via zijn muziekleraar in het secundair onderwijs. Hij genoot zijn yogaonderricht ondermeer via hem, de gebroeders Mertens, swami Yogeshwarananda Saraswati en dr. E. Krishnamacharya.  

‘Shri Yogeshwarananda Saraswati is mijn goeroe, die me ingewijd heeft en waarvoor ik een grote genegenheid en respect koester,’ vertelt Seymus. ‘Hij bekeek educatie volgens de klassieke Indiase visie, als een middel tot Zelfrealisatie die de zin vormt van je bestaan. Hij kon zacht, maar tegelijk streng en veeleisend zijn. Tussen hem en mij bestond er naast het onderricht eveneens de directe overdracht van leraar op leerling,  die niet op schoolse principes was gefundeerd.’

Heropvoeding
Seymus ziet yoga  niet als een opleiding, maar eerder als een (her)opvoeding. ‘De leerling wordt van nabij gevolgd en bijgestuurd door de leraar. Daarbij fungeert de leraar als inspiratiebron en voorbeeld voor de leerling.’
Die traditionele meester-leerling relatie, in de  vorm van de directe ervaringsoverdracht, zoals dat ook  bij yoga gaat, bestond vroeger ook bij ons in de verschillende gilden.
‘Al doende leren, waarbij niet enkel het hoofd maar alle vermogens tegelijk worden gestimuleerd. Educatie veronderstelt dat je de omstandigheden creëert die het mogelijk maken om de aangeboren talenten van de leerling te ontwikkelen. Je laat dat wat potentieel aanwezig is in de leerling ontluiken.’

Deze vorm van kennis- en ervaringsoverdracht is eerder uitzondering dan regel geworden in de hedendaagse schoolopleidingen.
‘Er wordt nu hoofdzakelijk informatie doorgegeven met de hoop dat ze kennis wordt. Deze kennis en vaardigheden voldoen zo goed mogelijk aan het eisenpakket van de markteconomie, wat men met een duur woord als “eindtermen” omschrijft. Onderwijs is een bedrijf geworden en educatie een middel om een product te produceren. De scholen leveren als resultaat een halfafgewerkt fabricaat af, de gediplomeerde, dat geschikt is voor gebruik door het markteconomische complex. Hierbij wordt de beste kwaliteit/kost verhouding van de leverancier verwacht. De opvoeders worden als toemaatje dan ook nog eens onder druk gezet om aan de grillen van de leerlingen en ouders te voldoen. Het gevolg is dat vele goedmenende kandidaat-leraren afhaken of er zelfs niet meer aan willen beginnen.’

Waarom staat de huidige opleidingswijze dan niet meer ter discussie?
‘De beleidsmensen die tot de ontwikkeling van dit schoolsysteem aangezet hebben, pronken ermee. Alles is grotendeels gebaseerd op wedijver en presteren. De zogenaamd “zwakkeren” vallen daarbij uit de boot en belanden in het bijzonder onderwijs. Educatie is vandaag een overlevingstocht, een “Survival of the fittest” geworden. Het opdoen van een maximum aan intellectuele kennis en cognitieve vaardigheden in een zo kort mogelijke tijd, past volledig in dit plaatje. De integrale ontwikkeling en evenwichtige ontplooiing van het individu (humanisme) is van secundair belang geworden. Een zorgwekkend symptoom hiervan is het toenemende aantal leerlingen dat stress- en gedragsproblemen vertoont.’


Intuïtie versus conditionering
Volgens Seymus kan yoga alvast een actieve rol spelen bij het herdefiniëren van educatie. Door op prille leeftijd de ethische basisprincipes en waarden van yoga in de opvoeding te integreren. ‘Jongeren moeten eerst en vooral zichzelf leren kennen en zelfzekerheid opbouwen, alvorens ze door de huidige opvoedingsmethoden hun intuïtieve vermogens verliezen en hopeloos geconditioneerd raken. Het is perfect mogelijk om hen tot hun hogeschoolopleiding een algemeen aanbod te bieden. Op voorwaarde dat jongeren wordt duidelijk gemaakt hoe ze op een intelligente manier kunnen leren en eveneens assimileren, terwijl ze tegelijk hun zelfstandigheid tot ontwikkeling brengen. Deze aanpak hoeft daarom niet noodzakelijk onder het etiket yoga gecatalogeerd te worden.’

Seymus concludeert dat de toenemende verloedering van de maatschappij en de natuur op deze manier een halt zal toegeroepen worden. ‘Mensen zullen terug wakker en innerlijk vrij worden. Ze zullen blijk geven van een onafhankelijke geest, duidelijk beseffen wat essentieel is in het leven er ook naar handelen. De menselijke intuïtie zal hen terugvoeren naar zichzelf en de natuur.’

vrijdag 10 september 2010

Expo Getekend: Fiep Westendorp

"Het gelukkigst was Fiep achter haar tekentafel"


Fiep Westendorp, voor vele mensen zal ze gekoesterd blijven als de vrouw die Jip en Janneke tot leven wekte in haar illustraties. Toch omvatte haar werk veel meer. Toen zij in 2004 overleed, liet ze een immens oeuvre na. In Mechelen loopt momenteel Getekend: Fiep Westendorp. Een unieke expo over leven en werk van deze veelzijdige Nederlandse illustratrice. Gioia Smid, biografe en medeoprichter van de Fiep Westendorp Foundation, kende haar van heel nabij.

Toen Gioia Smid in 1983 een tentoonstelling maakte voor het Nederlands Theater Instituut overAnnie M.G. Schmidt, kon ze niet raden dat dit haar leven ingrijpend zou veranderen. Ze kwam bij Fiep Westendorp thuis met de vraag of zij enkele van haar illustraties mocht lenen. Boven op Fiep’s atelier zocht ze een aantal tekeningen uit. Meteen het begin van een hele hechte vriendschap.


Ik bezocht Fiep elke week en in het begin was dat gewoon voor de gezelligheid. Glaasjes wijn drinken en lekker kletsen. Later werd het ook handig dat ik de boodschappen voor haar deed. Dat werd meteen een aanleiding om vaker over de vloer te komen. Pas later zijn haar illustraties er zo doorheen gaan spelen. Wij hadden het natuurlijk over kunst met z’n tweeën, maar niet speciaal over haar werk. Ik dacht eigenlijk altijd dat daar goed voor gezorgd werd. Ik had nooit kunnen denken dat het nog allemaal bij haar thuis lag.”

Hoe kwam u daarachter?
Wel, op gegeven moment vroeg ik wat er nu met haar illustraties was gebeurd. Fiep vertelde me dat ze nog allemaal boven op haar atelier lagen. We hebben toen een deel van haar tekeningen naar beneden gehaald om ze te doornemen. Ik was ontzet dat er nog nooit iemand iets mee gedaan had. Ik wilde haar werk allereerst archiveren. Toen ik de uiteindelijke omvang van haar tekeningen zag en hoe mooi ze wel waren, vond ik ze een tentoonstelling waard. Fiep stond er eerst een beetje sceptisch tegenover. Ze was ervan overtuigd dat niemand geïnteresseerd zou zijn. Dat zullen we nog wel eens zien, dacht ik. Zo is er een eerste tentoonstelling geweest in de Kunsthal van Rotterdam.

Wat hebben haar tekeningen betekend voor de jeugd in Nederland en Vlaanderen?
Heel veel. Zij heeft namelijk in de eerste plaats het werk van Annie M.G. Schmidt een fysiek uiterlijk gegeven en tot leven gewekt. Zij heeft Pluk bedacht zoals hij eruit ziet. Als je het boek van Annie leest, krijg je geen enkel detail over hoe dat jongetje er nu werkelijk uitziet. Hij is er en hij rijdt op een rood kruiwagentje. Dat is de enige beschrijving die we krijgen. Jip en Janneke worden ook niet beschreven als zwart wit figuurtjes. Dat heeft Fiep ervan gemaakt en die beelden zitten bij ons allen in het geheugen gegrift. Ze hebben enorm veel kinderen aangesproken omdat Jip en Janneke zo ontzettend lief, vrolijk, humoristisch, ontroerend en vooral sterk herkenbaar zijn.

Heeft Fiep Westendorp ook andere illustratoren beïnvloed?
Dat denk ik wel. Je hoort vaak bij illustratoren: Fiep Westendorp heeft mijn leven veranderd. Zij heeft mijn kijk op plaatjes als kind reeds zo beïnvloed…daar heb ik altijd naar opgekeken. Ik was pas in New York en daar heb ik met een Amerikaanse illustrator gepraat die als klein jongetje emigreerde vanuit Nederland naar Amerika. Hij kon Jip en Janneke niet lezen omdat hij geen Nederlands meer sprak. Maar toen hij de tekeningen bij zijn ouders zag, wou hij hetzelfde gaan doen. Ze heeft echt een diepe indruk nagelaten.

Heeft zij een bepaald tijdsbeeld van Nederland neergetekend?
Ja en neen. Er zijn twee dingen aan het werk van Fiep Westendorp die interessant zijn om te analyseren. Aan de ene kant zitten er hele typische elementen uit de jaren ’60 en ’70 in haar tekeningen. De kleuren die ze gebruikt, de motiefjes, de meubeltjes…maar tegelijk heeft het ook iets volkomen tijdloos. Ze heeft haar afbeeldingen boven een bepaalde tijd kunnen uittillen. Als ze een auto uitbeeldt, is het altijd dezelfde soort auto. Maakt zij een tafel, idem dito. Op een gegeven ogenblik is het niet meer iets wat je herkent als een tafel uit een bepaalde periode, maar als een typische Fiep tafel. Ze heeft drie pootjes, dat soort kleuren en een tafelkleedje dat op een eigen manier gedrapeerd is. Ze creëerde iets wat vooral heel erg van haar was.

Die wereld was ook volledig tweedimensionaal. Waarom tekende zij liever op deze manier?
Je kan twee dingen concluderen. Iemand kon het niet of iemand wou het niet. Je ziet Fiep’s gewone tekeningen en daaruit kan je opmaken dat ze heel erg goed driedimensionaal kon tekenen. Maar zij had eerder het idee dat een boek plat is en je niet hoeft te suggereren wat er niet is. Het boven elkaar tekenen is een soort stijlmerk van haar geworden. Op een gegeven ogenblik bedenk je zoiets en hou je daaraan vast. Het werd voor haar een leuke manier van dingen neertekenen, een wereld die op elkaar is gezet. Het was daarom geen kwestie van niet kunnen. Ze had er geen plezier in.

Hoe was Fiep Westendorp naast haar werk?
Echt een bijzondere persoon. Heel aardig en tegelijk ook erg bescheiden. Een timmerman krijgt toch ook geen prijs omdat hij iets heeft gemaakt? Dat vond zij allemaal onzin. Het gelukkigste was zij achter de tekentafel en ook in kleine gezelschappen. Op verjaardagsfeesten komen er altijd een heleboel mensen en dan is het eigenlik altijd het leukste als iedereen bijna weg is. Met een kleine groep dierbare vrienden gezellig wijntjes drinken, kletsen, lachen en veel grapjes maken. Zij was een vrouw met een uitermate goed gevoel voor humor.

Hoe wilt u dat de mensen haar blijven herinneren?
Als iemand met een duidelijke voorliefde voor haar vak. Die met zoveel zorg, liefde en aandacht haar tekeningen maakte. Tegelijk ook als een vrouw die een eigen kijk op dingen heeft bedacht. En als kunstenares. Een illustrator is meer een soort van toegepaste kunstenaar. Je bent een soort vehikel voor een schrijver. Maar ik denk dat Fiep’s illustraties ook gewoon op zichzelf staan. Terwijl het juist haar idee was om enkel illustrator te worden. Ik doe haar daarom misschien onrecht door haar werk als kunst te beschouwen. Toch vind ik dat zij dit verdiend heeft. Puur op het getekende kan je haar illustraties bekijken en waarderen zonder dat je het verhaal nodig hebt.
David Tampère

De Fiep Westendorp Foundation

In haar testament liet Fiep Westendorp haar vermogen en de rechten op haar tekeningen na aan de Fiep Westendorp Foundation. Deze steunt en creëert projecten voor kinderen op artistiek en educatief vlak. Daarnaast is er ook Illustre bv. Die producten verkoopt met daarop illustraties van Fiep Westendorp. De opbrengst gaat naar de Fiep Westendorp Foundation.


Gioia Smid: “We ontwikkelen steeds nieuwe producten gemaakt in naam van Fiep’s geest. Dat is één manier waarop we haar oeuvre levend houden. Het is ook erg belangrijk dat we haar illustraties goed conserveren. In totaal heeft Fiep Westendorp meer dan 6000 tekeningen gemaakt. Die hoeven niet allemaal worden ingelijst. Wel moeten ze goed bewaard blijven voor de eeuwigheid. Bij onze projecten hebben we bijvoorbeeld de Fiep kinderhoek voor kinderziekenhuizen en brengen we speelgoedkisten naar opvanghuizen. We zijn ook bezig met een project voor slechtziende kinderen. Om brailleboekjes te maken van de tekeningen van Fiep Westendorp. Als stichting vinden wij dat leuk om te doen voor hen. Geen enkele uitgever heeft daar namelijk interesse voor. Zo zullen er steeds nieuwe projecten komen om de geest van FiepWestendorp levend te houden, maar ook om goed te doen. Iets wat zij het meest van al wou. Vreugde brengen in het leven van kinderen.”


De mooiste tekening van de tentoonstelling volgens Gioia Smid?
"Pluk en het flatgebouw. Qua perspectief klopt daar geen malle moer van. Zulk een gekke visie. Pluk woont helemaal boven in het gebouw in een gek torenkamertje. Dat je dat in een tekening zo kunt maken. Hoe die man naar boven zit te kijken naar dat torenkamertje…nou helemaal goed. En ook alle mensen die in het flatgebouw wonen. Dat je als kunstenares zicht hebt op de grote lijn door zulk een groot vlak te maken met zo’n gek perspectief, maar dat je er tegelijk zoveel details in verwerkt. Zoals dat oud vrouwtje dat een bezempje staat uit te kloppen op 15 hoog. Dat vind ik prachtig."

De expo Getekend Fiep Westendorp loopt nog tot 11 juni 2006 in de tentoonstellingsruimten van het Cultuurcentrum Mechelen.


Info & Tickets
In&uit Mechelen – Hallestraat 2-6 – 2800 Mechelen

Tarieven

6 euro volwassenen / 4 euro (-12 jaar)/ -5 jaar gratis

Reductietarief: 5 euro volwassenen (-26 jaar / + 60 jaar / leden Gezinsbond)
3 euro kinderen (leden Gezinsbond)
Groepstarief (min. 15 personen): 5 euro volwassenen / 3 euro kinderen (-12 jaar)

zondag 5 september 2010

De Beiaard zomeravondconcerten van Mechelen

Jo Haazen en Mechelen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. De stadsbeiaardier bespeelde er 29 jaar de prestigieuze beiaard van de Sint-Romboutstoren (1981-2009). Eén van de jaarlijkse hoogtepunten zijn de beiaardconcerten. Vanaf juni klinkt de beiaard elke maandagavond over de zomerse Dijlestad. In 2006 sprak ik hem in het ter ziele gegane restaurant Onder den toren over de toenmalige editie.














“We proberen steeds een gevarieerd programma aan te bieden, gespeeld door verschillende beiaardiers. In hoofdzaak spelen de stadsbeiaardier en de adjunct-stadsbeiaardier aangevuld met een aantal gasten. Meestal zijn dat enkele pas afgestudeerde studenten en buitenlandse beiaardiers. Ze komen uit landen als Frankrijk, Nederland en de Verenigde Staten. Dit jaar worden zij begeleid door het Mechelse harmonie orkest en een blaasensemble. Trompetten en bazuinen klinken altijd goed in combinatie met een beiaard.”

Een Mechelse traditie
De beiaard zomeravondconcerten zijn een ware Mechelse traditie. Ze werden in de 19de eeuw opgericht door Mechelaar Jef Denyn (grondlegger van de moderne beiaard). Later zijn andere steden zoals Antwerpen, Brugge en Gent mee op de kar gesprongen. “De beiaard was een instrument waar nog geen echte concerten voor georganiseerd werden zoals dat wel het geval is bij piano, orgel of viool. De beiaard speelde enkel om de bevolking te vermaken op feesten en bij marktdagen. Vanaf de 19de eeuw begon men speciale concerten aan te bieden waarbij de beiaardier iets meer kon tonen aan het publiek.”

Het ultieme aan beiaard spelen vindt Jo Haazen de dynamiek. “Je bent helemaal bezig met al je ledematen, met handen en voeten. Het is heel beweeglijk en gezond maar je moet je hoofd er heel goed bijhouden. Als je aan het spelen bent is het de grootste kunst om de nagalm van de klokken te onderdrukken. Zo klinkt het allemaal niet te chaotisch. Het beheersen van die chaos, dat is de grootste artistieke opdracht. De beste beiaardiers spelen helder. Met de nodige verfijning en soberheid.”

De beiaard is van en voor iedereen
Hoe is de beiaardmicrobe bij Jo Haazen beginnen kriebelen? “Als kind van dertien jaar wou ik in al mijn nieuwsgierigheid de monumentale Onze-Lieve-Vrouwetoren van Antwerpen vanbinnen bezichtigen. We kennen hem allemaal langs buiten maar het was toen moeilijker om binnen te raken. Ik sprak de beiaardier aan en die vroeg een briefje van mijn moeder waarin ze verklaarde dat ze instond voor mijn veiligheid. Ze stemde in en dat vormde het eigenlijke begin. Ik was zo onder de indruk van die klokken en de beiaard en was op slag verkocht. Ik heb het instrument eerst zelf geleerd, deels via de stadsbeiaardier van Antwerpen. Daarna ben ik op tamelijk jonge leeftijd naar de beiaardschool gegaan. Ik werd vanaf 1968 stadsbeiaardier van Antwerpen en speelde er 23 jaar. In Mechelen nu reeds 25 jaar. Ik heb de tijd gehad om te leren en daardoor begint het beiaardspel ook mooier en mooier te klinken.”

Wat betekenen de beiaardconcerten voor hem? “De beiaard is een Vlaamse uitvinding uit de 16de eeuw. De beiaardconcerten zijn daarom telkens een manifestatie van een stukje cultureel erfgoed. Heel het toenmalige maatschappelijk leven was ermee verbonden. De klokken duidden de tijd aan, sloegen alarm bij brand en overstromingen en gaven het teken wanneer de stadspoorten moesten sluiten. De beiaard was ook het enige openbare muziekinstrument waar de mensen naar konden luisteren. Oorspronkelijk is het een instrument van en voor iedereen. Het was de muzikale bekroning van de eerste vrije steden. Vrij van koningen, keizers en bisschoppen. Wij spelen in die traditie voor iedereen. Daarom willen we niet vanuit de hoogte spelen, want dat doen we al genoeg (lacht).

Genieten Onder den Toren:
Vanaf de eerste maandag na Pinksteren (07/06/2010) tot half september (14/09/2010) kan je in Mechelen komen genieten van de beiaardconcerten. Elke maandagavond van 20u30 tot 21u30.

Meer info:



donderdag 22 juli 2010

Winter in Brussel - 2002

















In 2002 zat ik in m'n eerste jaar journalistiek aan de Erasmus Hogeschool in Brussel. Eén van de toenmalige opdrachten voor het vak Nederlands was het schrijven van een essay over de stad Brussel. Onze lector verdeelde de klas in twee groepen. Dit bepaalde of je een positief of negatief imago diende te schetsen van de stad. Voor mij gold het laatste...

Die dag liep hij het centraal station uit en bevond zich pal in de metropool Brussel. Tientallen mensen liepen hem gehaast en onverschillig voorbij, allemaal op weg naar god mocht weten waar. Hij wandelde verder door de hoofdstad van Europa en het verkeer in de omliggende straten was oorverdovend terwijl de stank van uitlaatgassen keel- en neusgaten vulde en zijn maag bijna deed omdraaien. Wat deed hij in deze stad, wat had hij hier te zoeken?

Toen hij op de Grote markt kwam, stonden de toeristen massaal foto’s te trekken van de prachtige historische gebouwen. Die was hij al zo gewoon geworden dat hij ze meestal straal voorbij liep. Wat had hij zin om naar deze mensen toe te stappen en te vertellen dat het historische centrum weliswaar heel mooi was. Maar dat er zich enkele kilometers verderop een heel ander verhaal afspeelde.

Daar was de grandeur van Brussel ver te zoeken. De ooit zo statische herenhuizen waren helemaal vervallen en stonden op instorten. Straten waren reeds jaren niet meer vernieuwd en lagen vol zwerfvuil terwijl de criminaliteit er welig tierde.

Op zijn verdere wandeling kwam hij op gegeven ogenblik uit aan de Nieuwstraat. De solden waren aangebroken en daardoor bulkte ’s lands bekendste winkelstraat van het volk. Hij bekeek het tafereel dat zich voor zijn ogen afspeelde en kwam tot de vaststelling dat het contrast tussen arm en rijk niet beter kon worden geïllustreerd in deze grootstad. Mensen die de winkels leegkochten en tevreden terugkeerden naar huis naast clochards die her en der lagen te bedelen voor wat geld om deze koude dagen te doorstaan. Leve deze materialistische tijden ...

Hij stapte een broodjesbar binnen waar men hem zoals gewoonlijk in het Frans bediende en hij vriendelijk in het Nederlands antwoordde. Als we elkaar toch maar verstaan? Het was allemaal mooi in wetteksten opgeschreven dat Brussel tweetalig is maar in de praktijk was daar weinig van te merken. Je voelde je als Nederlandstalige gewoon steeds de mindere in deze stad.

Het begon donker te worden en zittend aan een tafeltje bij het raam op de eerste verdieping keek hij naar de mensenmassa onder hem en de verlichte miljoenenstad die hem omringde. Hij voelde zich eenzamer dan ooit tevoren. Waarom had ze hem verlaten? Hoe zou het nu verder gaan? De tijd verstreek geruisloos terwijl hij verder nadacht over zijn leven. Uiteindelijk verliet hij de zaak en baande zich een weg door de koude, donkere nacht.

De straten die daarnet nog bruisten van het leven, waren nu helemaal verlaten en kwamen hem bedreigend over. Hij wist nu wel zeker dat hij zich hier nooit thuis zou voelen. Via de kantorenwijk, die eigenlijk één uitgestrekte bouwwerf is, kwam hij bij het bouwvallige station van Brussel-Noord. Hier nam hij de trein huiswaarts. De stad die hij achter zich liet, had hem met meer vragen opgezadeld dan voorheen.

zondag 11 juli 2010

Het Euroshoppingcenter in Mechelen, anno 2005: De behandeling van een stadskanker

In 1974 werd in de historische binnenstad van Mechelen het Europshoppingcenter ingehuldigd. Al snel werd duidelijk dat het rendement van dit omvangrijke blok van korte duur zou zijn. Vandaag stuit de Mechelaar op een ruïne, een uitgezaaide kankerplek. We houden halt bij enkele voorname betrokkenen en meten de schade op.



















Le Jardin Botanique Of ‘den botanic’. Zo noemt menig Mechelaar de Stedelijke Kruidtuin waarin we ons bevinden. We kuieren langs de voormalige commanderij van Pitzemburg – het huidige Atheneum – en verlaten deze fiere Engelse tuin. Begin Leermarkt: kapotte ruiten, graffiti, een chaos aan geafficheerde deuren en muren. We staan voor de vervallen gevels van het Euroshoppingcomplex en zoeken de gezelligheid op van café Het Volkshuis.


“Ons café valt niet meer te redden,” aldus uitbaatster Myriam Schippers (49), van het voormalige socialistische partijhuis. Reeds twaalf jaar deelt zij en haar man Eddie, lief en leed van een schare vaste klanten. Klanten die ze als haar vrienden beschouwt en die haar job de moeite waard maken. Hen zal Myriam dan ook het meeste missen.
Naast ons aan de toog zit één van hen, gebogen over een glas rode wijn. “Van mij mag heel dat complex hier worden gesloopt. Zolang Het Volkshuis maar blijft bestaan.” Een smakelijke bulderlach galmt doorheen het café. Aan het woord is Erik Meys (52). Sinds Myriam en Eddie de zaak overnamen, komt hij hier dagelijks over de vloer. “In al die jaren heb ik hier een hechte vriendenkring opgebouwd. Zowel met de uitbaters als de mensen die hier over de vloer komen. Het zou voor mij een persoonlijke ramp zijn, moest Het Volkshuis sluiten, want ik heb maar één stamkroeg.”

Een grote schande

“Het stadsbestuur heeft de zaak veel te lang laten aanslepen, waardoor ook Het Volkshuis aan de verkrotting heeft moeten geloven”, vertelt Myriam. “Via de Europarking, die aan onze woonkamer grenst, sijpelde het water binnen. Inbev, de eigenaar van ons café, heeft meermaals een aangetekende brief verstuurd omwille van het ontstaan van betonrot. Dan kwam Vinci Park, de privé-eigenaar van de parking, er een stukje roofing over leggen. Uiteraard vindt het water dan andere wegen.”



Ook Erik is helemaal niet te spreken over de huidige staat van het Euroshoppingcenter. “Dat is gewoon een grote schande. Betonrot, waterinsijpeling, losliggende leidingen, trappen die stuk zijn en grote delen die ontoegankelijk zijn voor mensen en auto’s, ... Het is klaar voor de afbraak! Die was zeker te vermijden geweest mits het nodige onderhoud. De stad Mechelen heeft inderdaad veel te lang getalmd."

Is er nog leven na Het Volkshuis? Myriam: “Dan zit ik zonder werk of vergoeding hé.” Het kan haar niet sussen dat in de nieuwe bouwplannen opnieuw een ruimte voor Inbev zou voorzien zijn. “In principe krijgen wij dan het eerste bod. Maar ach, hoe lang gaat dat duren. Reken minstens op een jaar afbraak en dan beginnen de archeologen. Met vijf jaar kom je zeker niet toe. Op een andere locatie wil ik desnoods herbeginnen, maar dan zonder overnamekosten te moeten betalen, anders pas ik.

Erik vindt het voor zijn vrienden een zeer trieste zaak. “Ze hebben hier jaren iets proberen opbouwen en leven nu in een heel onzekere situatie. Ik heb nog niets gehoord over een mogelijke schadevergoeding voor hun handelspand. Meestal als je ergens weg moet, dien je die toch te krijgen?”

Ondanks de knagende onzekerheid, bewaart Myriam nog mooie herinneringen aan de omliggende buurt. “Zo had je bijvoorbeeld The Mills, een restaurant met een watermolen die draaide. Er waren ook dancings zoals The Queens Club, The Club Nr.1 en The Pub.” Erik betuigt met spijt in het hart dat deze buurt van Mechelen tegenwoordig dood en begraven is. “Het was hier heel gezellig om door de galerijen te kuieren en de winkels af te gaan. Iedereen wou dat nieuwe shoppingcenter wel eens in het echt zien. Ik ging er vaak met mijn vriendin of ouders naar de cinema. En achteraf nog een wafeltje in één van de snackbars.”

De op-en neergang van het Euroshoppingcenter

Hoe is het allemaal zover kunnen komen met het Euroshoppingcenter? In het stadsarchief van Mechelen geven ze ons alvast een naam en adres. Herman Janssens (73) heeft de op- en neergang van wel heel nabij ervaren. Hij was de bouwpromotor van het toenmalige project en stond jarenlang aan het hoofd van de raad van bestuur. Eveneens bezat hij er de meubelzaak Old & New England. Die brengt hij vanaf 1985 over naar de omgeving van het Mechelse station. Het is hier dat we hem laten terugblikken op een deel van zijn leven.


“Er was een Oude groentehal waar nu het Euroshoppingcenter staat. In opdracht van een Lierse bouwfirma werden ik en mijn vennoot Paul Geuens bouwpromotoren van het project. We mochten de hal afbreken van de stad indien we er een grote feestzaal en een winkelgalerij neerpootten. Er was helemaal geen tegenkanting tegen de afbraak. Mechelen sprong een gat in de lucht omdat het allemaal gratis gerealiseerd kon worden.”

Het project met daarboven een parking is een ware voltreffer. De interesse is zo groot dat ze op vijf weken tijd alles verkocht krijgen. Het doet Herman en Paul verder dromen. Samen richten ze het Mechelse Immobiliënkantoor De Dijle op. “Paul vond mij een snelle verkoper en wou samen met mij alle panden rond de winkelgalerij opkopen om er een groot shoppingcenter te realiseren. Het bisdom van Mechelen had er het grootste pand met een tuin”. Op korte tijd slagen ze in hun opzet.
Enkel met Brouwerij Lamot komen ze nooit tot een overeenkomst. Zij bezitten er het gebouw van De Voorzorg en dit wordt voor hen de duurste affaire in heel de zaak. “We moesten het gebouw afbreken en daarna vernieuwd weer opbouwen om het te integreren in het shoppingcenter. Het nieuwe project wordt Euroshoppingcenter gedoopt. Het moet dé nieuwe aantrekkingspool worden van een modern Mechelen. “We hadden onderzoek laten verrichten en alles wees erop dat het mogelijk was in de binnenstad. We spreken hier wel over de hoogconjunctuur die heerste aan het eind van de jaren zestig. Ik legde contacten met alle middenstanders en beleggers waarvan ik dacht dat ze zaken wilden doen. Iedereen was laaiend enthousiast en het Euroshoppingcomplex leek een gouden toekomst tegemoet te gaan.”


Na drie jaar van verkoop wordt in 1971 met de bouw van start gegaan. “Dat heeft een beetje te lang geduurd. Er was een jaar waarin we vertraging opliepen door problemen met de stad, de brandweer enzovoort.”

Dat blijkt niet alles te zijn. Er rijzen andere problemen tijdens de opbouw. “De firma die onze parking aankocht, betaalde niet meer omdat ze in moeilijkheden verkeerden. Het ging om een heel groot bedrag dat we nodig hadden om het Euroshoppingcenter verder te realiseren.” Paul en Herman krijgen een eerste meningsverschil. “Paul wilde de parking sluiten terwijl ik ze wilde openhouden. Hij argumenteerde dat we ons geld nooit meer zouden zien als we de parking open lieten. Als we ze sloten hadden we volgens hem een drukkingsmiddel."

De parking wordt afgesloten en het Euroshoppingcenter opent officieel zijn deuren in 1974. “Maar we verkochten maar zeventig procent van de totale oppervlakte. Er waren daarom nog veel lege winkelpanden toen de eerste klanten door de galerijen liepen. Dit kwam omdat we de parking niet openden voor het publiek. Het geld daarvoor hebben we trouwens nooit gezien. Toch konden we alles nog min of meer de baas.”

Maar in 1973 had de oliecrisis een wereldwijde recessie teweeggebracht. Het Euroshoppingcenter heeft de deuren een jaar voordien nog kunnen openen, maar deelt mee in de klappen. “Ik kreeg de winkels niet meer aan de straatstenen verkocht en moest ze allemaal zelf houden.”, vertelt Herman. De situatie wordt pas alarmerend wanneer enkele grote winkels vertrekken. “De speelgoedwinkel Christiaensen als eerste en dat deed andere kleine winkeliers ook weglopen. Tot overmaat van ramp liet mijn vennoot Paul Geuens me stikken en stond ik er helemaal alleen voor. Eén voor één zag ik met lede ogen de winkeliers uit het shoppingcenter wegtrekken. Dat was niet meer tegen te houden. Ze namen de lege winkelpanden over die zelfs op de Bruul en de IJzerenleen waren verschenen.”

Het toppunt moet Herman nog meemaken. “Toen ik op een morgen naar het Euroshoppingcenter ging, stond Textor helemaal leeg. Het was één van de grootste winkelpanden waar ik eigenaar van was. Ze betaalden geen huur meer en ik kwam in enorme financiële moeilijkheden. Toen ben ik er mijn meubelwinkel Old & New England begonnen om alles nog enigszins te redden.”

Het blijkt allemaal een maat voor niets. De eigenaars stellen steeds zwaardere huureisen en hij kan geen nieuwe huurders meer overhalen. Herman, die tot bestuurder van het Euroshoppingcomplex was benoemd, voelt de hete adem in zijn nek. De verschillende eigenaars zijn ontevreden en op een vergadering wordt hij uit het bestuur gestemd. Dat is volgens hem de grootste fout die men heeft begaan. “Ik deed echt alles voor de eigenaars. Zelfs ten koste van mijn eigen gezondheid. Mij werd verweten dat ik er genoeg aan had verdiend. Ik had hen zogezegd voor de gek gehouden. Herman stapt verbitterd op. “Als ze je wegstemmen, moet je vertrekken en dat heb ik dan ook gedaan.” Hij ziet vanaf de kantlijn toe hoe het Euroshoppingcomplex onder het bewind van een Antwerpenaar verder wegkwijnt. “Ik kon het niet langer meer aanzien en heb in 1985 dat zinkende schip moeten verlaten. Moeten, want anders was mijn meubelzaak zeker failliet gegaan.”

Hoe kijkt hij terug op zijn Euroshoppingcenter dat binnenkort wordt afgebroken? “Dat was misschien iets te groot voor Mechelen. Plotseling kwamen er honderd nieuwe winkels uit het niets bij. Toch was het allemaal op een goede manier begonnen. Maar er waren ook zaakvoerders ingekomen die nog veel moesten leren. Tachtig eigenaars die elk hun gedacht hebben en niet luisteren, kun je niet onder bedwang houden. Het bouwconcept met hellende vlakken in de winkelgalerijen was achteraf gezien misschien ook niet alles. Maar de grootste reden blijft de parking die veel te laat openging. Dat was het begin van het einde en heeft vele eigenaars doen vertrekken.”

Herman kan eindelijk zeggen dat hij de deuren van het Euroshoppingcenter voorgoed achter zich dichttrok. “Ik heb al mijn overblijvende eigendommen een maand geleden aan de stad verkocht. Dat mocht wel eens na al die jaren. Rijk ben ik er niet van geworden. De stad tracht de winkelpanden zo weinig mogelijk aan te kopen en met de eigenaars tot een vergelijk te komen. Ze wilt er nu op een goedkope manier eigenaar van worden. Dit terwijl ze er mee schuld aan heeft dat het Euroshoppingcomplex nu volledig vervallen is."

Club Ambiance

De avond valt over Mechelen. We zwerven rond in de buurt van het Euroshoppingcenter. In het duister van de vervallen Muntstraat doemt de fluorescerend blauwe sfeerverlichting van Club Ambiance op. Dit gezellige Marokkaanse theehuis is samen met een immobiliënkantoor het enige overblijvende pand in de winkelgalerij. Binnen zitten de vaste klanten vanuit hun zetels met elkaar te praten en van hun thee te nippen. Sommigen volgen Friends op televisie terwijl anderen een partijtje tafelvoetbal spelen. De barman zegt:”Het is koud hé!” Hij weet echter niets over een nakende afbraak en zet de muziek alvast iets luider.

Mohammed Nassiri (21) komt de bar binnengewandeld. Hij speelt bij de zaalvoetbalclub van Club Ambiance en blijft er allemaal vrij rustig onder. “We denken dat het hier wordt afgebroken tegen eind 2006. De stad heeft moeilijkheden om de panden van de eigenaars over te kopen. Dat heb ik toch gelezen althans... We wachten in elk geval af, we hebben nog tijd om weg te gaan. Dan zoeken wij wel gewoon een andere locatie.”

Ook naar zijn mening heeft de stad veel te lang gewacht om het verval tegen te gaan. “De winkelgalerij waar onze zaak op uitkomt, staat nu al ongeveer zeven jaar leeg. Dat is schandalig want ze ligt vol met vuil en blikjes. De winkelgalerij en het aanpalende Euroshoppingcenter werden volledig afgesloten. Die trokken teveel zwervers en junkies aan wat voor overlast in de buurt zorgde.

Voor de uitbaters van Het Volkshuis vindt hij het alvast erg. “Mijn vader gaat ’s morgens vaak een koffietje drinken bij Myriam. Ik vind het spijtig omdat ze echt vasthangen aan hun zaak.” Die avond gaan de conversaties gewoon verder in het kleine Club Ambiance. Het enige lichtpuntje in het desolate Euroshoppingcomplex dat boven de binnenstad uittorent.

David Tampère & Frank Verbist

woensdag 7 juli 2010

Oktober in Letojanni - 2004


We zaten op een verweerd muurtje naast de spoorwegrails in Letojanni en rookten dromerig onze sigaretten. Dwarrelend steeg de rook richting de azuurblauwe lucht. Het was rond het middaguur en aan de overkant van de straat zagen we opgewonden pratende tienerjongens -en meisjes uit de plaatselijke school lopen. De stilte die er voorheen heerste, werd finaal weggevaagd wanneer een goederentrein denderend achter ons voorbij raasde richting Messina. Dan werd alles als vanouds en keerde de rust weer in het slaperige kuststadje.

We wandelden langs de spoorlijn en kwamen uit op de verlaten strandboulevard die zich over de baai uitstrekte. Het was oktober en de toeristen waren reeds lang vertrokken. Onze enige getuigen waren de palmbomen die meekeken over de weidse zee terwijl hun bladeren ritselden op het ritme van de wind. De middagzon scheen onverbiddelijk en deed de zee fonkelen in licht.

Iets verder op het strand zat een jongeman in kleermakershouding te tokkelen op zijn gitaar. We hoorden het monotone ruisen van de golven en keken naar de branding. Beiden voelden we de sereniteit die van deze plaats uitging en leken we dit moment voor eeuwig te willen bewaren. De middag kabbelde rustig voort terwijl we Letojanni verlieten en via de slingerende kustweg terugkeerden naar Camping Paradise.