ZOEKEN

vrijdag 10 augustus 2012

Jeugdjaren op papier

The town and the city
Jack Kerouac

Jean-Louis Lebris de Kerouac, beter gekend als Jack Kerouac, was een Amerikaans schrijver. Hij werd geboren in Lowell, Massachusetts op 12 maart 1922. Hij groeide op in een gezin waar de voertaal Frans was en leerde Engels toen hij eenmaal naar school ging. Hij was heel goed in American football en kreeg een beurs aangeboden voor de universiteit.
Kerouac ging naar New York, maar de universiteit interesseerde hem niet zo. Hier leerde hij enkele mensen kennen waarmee hij later de wereld zou rondreizen. Die ervaringen zou hij gebruiken voor zijn romans. Na een blessure en een ruzie met zijn footballcoach, stopte hij met zijn studies en had verschillende baantjes. Hij ging werken voor de Marine tijdens W.O. II en tussen zijn zeereizen door schreef hij in New York aan zijn debuutroman 'The town and the city' dat in 1950 werd uitgebracht. Het boek was geen verkoopsucces, maar gaf hem wel de status van nieuw aankomend talent.
Kerouac wilde het leven van de Amerikaanse reiziger vastleggen en ontwikkelde een spontane stijl van schrijven die de essentie van beweging probeerde vast te leggen in een oneindige stroom van gedachten en observaties. Zijn boek 'On the Road' is hier het beste voorbeeld van. Het volgt de reisavonturen van hem en zijn vrienden doorheen Amerika en Mexico. Hij schreef dit boek in minder dan drie weken op een enorme rol papier van meer dan veertig meter lang. Na publicatie werd het meteen een cultboek bij de Amerikaanse jeugd. Ongewild werd Kerouac van de ene op de andere dag de spreekbuis van een nieuwe generatie. 'The Beat Generation', die zijn levensstijl begon over te nemen, werd aangetrokken tot ontdekkingsreizen en het onbekende. Deze generatie zou uiteindelijk de hippiebeweging van de jaren zestig inspireren.
Op 21 oktober 1969 is Jack Kerouac op zevenenveertigjarige leeftijd overleden aan een hartaanval.

Leven onderweg
In zijn debuutroman 'The town and the city' pent hij zijn jeugdjaren op papier. Het verhaal volgt de familie Martin vanaf de jaren dertig tot vlak na W.O. II. Ze wonen in een klein stadje in het noorden van Amerika. De familie bestaat uit acht kinderen (vijf jongens en drie meisjes) die elk hun weg proberen te vinden in de wereld. Vele van de kinderen verlaten de kleine stad en voelen zich aangetrokken tot het leven van de grote stad. W.O. II rukt de gelukkige familie uit elkaar en het verhaal spits zich vanaf dan toe op de gedesillusioneerde achttienjarige Peter Martin. Hij geeft zijn universiteitsstudies op en wil zijn leven gaan leiden in de pure zin van het woord. Hij voelt zich aangetrokken tot een steeds veranderend Amerika en een wereld die hij zo graag wil ontdekken. Zo begint hij aan zijn leven onderweg:
On a higway on a rainy night in the summer of that year, by glistering waters of a river in a place not far from the lights of a town, among hills and river-bluffs that were like shadows, a big red truck stopped at the one-light junction. Peter Martin, in his black leather jacket, carrying the old canvas bag in which all his poor needments for a long journey were packed, got down from the truck.
"Don't worry about me," he cried, waving. "It's not raining hard at all. See? Just a drizzle, just a little drizzle. I'll be all right."
The driver of the truck, enshrouded in his high cab, sadly called out:"Well, I guess you'll be okay then. Remember what I told you now. Walk a quarter mile down the road , just follow the river, till you get to the railroad overpass. If it starts raining hard you can wait there. Then you come to the red lights at the big junction, and there you'll see the gas stations and the diners, and there's the main highway that'll take you right in. It goes over the bridge. Got that straight? Good luck to you man!" He shifted into gear and lumbered off the highway. And Peter was alone in the rainy night.
He was on the road again, traveling the continent westward, going off to further and further years, alone by the waters of life, alone, looking towards the lights of the river's cape, towards tapers burning warmly in the towns, looking down along the shore in remembrance of the dearness of his father and of all life. The heat-lightning glowed softly in the dark, and crowded treetop shores and wandering waters showed through shrouds of rain. When the railroad trains moaned, and river-winds blew, bringing echoes throught the vale, it was as if a wild hum of voices, the dear voices of everybody he had known, were crying:"Peter, Peter! Where are you going, Peter?" And a big soft gust of rain came down. He put up the collar of his jacket, and bowed his head, and hurried along.

Jack Kerouac, The town and the city, Penguin Books, London, 2000, p. 498-499